Geachte heer De Jonge,
Per 1 januari 2022 treedt de Wet toetreding zorgaanbieders in werking, waardoor huisartsen worden belast met extra administratieve lasten. Wij vinden dat de administratieve lasten niet in verhouding staan tot de beoogde doelen. Onder de huisartsen is er geen enkel gevoel dat deze administratieve lasten bijdragen tot een oplossing van welk vraagstuk dan ook in de huisartsenzorg. Nu de impact van deze nieuwe wet doordringt tot de werkvloer, wordt steeds duidelijker dat de wet voor huisartsenpraktijken niet uitvoerbaar is. Wij gaan dan ook tegen de Wtza in protest en verzoeken u de invoering van de wet in de huidige vorm te heroverwegen, in het belang van goede en bestendige huisartsenzorg.
Met het invoeren van de nieuwe wet krijgen huisartsen – in onze optiek onnodig – een nieuwe reeks administratieve lasten voor de voeten geworpen. Wij plaatsen grote vraagtekens bij het nut en de noodzaak van die extra administratieve druk, die onzes inziens niet in verhouding staat tot de doelen waarvoor de Wtza is opgesteld. Welk vraagstuk in de huisartsenzorg is ermee gediend? De effectiviteit en rechtmatigheid als het gaat om de besteding van middelen voor de huisartsenzorg in dit verband, is door uw ministerie of de Tweede Kamer immers nooit onderwerp van gesprek geweest. De huidige contractering en, indien nodig de materiële controle door zorgverzekeraars, is in ons stelsel prima geborgd. Ons zijn geen onderzoeken of rapporten bekend die het tegendeel aantonen.
Het overheidsbeleid is al decennia gericht op meer samenwerking in de eerstelijns gezondheidszorg. Huisartsen zien het belang hiervan en dat heeft er onder andere toe geleid dat lokaal in groter verband wordt samengewerkt. Deze clustering van praktijken zorgt onder uw nieuwe wet opeens voor een verplichting tot het hebben van een interne toezichthouder. Samen met de verplichting van het hebben van een cliëntenraad zien we een onnodige toename van de governance verplichtingen en lasten die op dat niveau geen toegevoegde waarde hebben. Het onafhankelijke toezicht en de participatie van burgers/patienten zien wij beter ingericht worden op regionaal niveau. Daarnaast is het verplicht instellen van een cliëntenraad op lokaal niveau organisatorisch onhaalbaar; op regionaal niveau kost het al grote moeite om hiervoor voldoende leden te vinden.
In de wetenschap dat de Wtza niet alleen voor huisartsen maar ook voor andere sectoren in de zorg van toepassing zal zijn, pleiten wij voor een sectorspecifieke inrichting van de wet. Het kan toch immers niet zo zijn dat de huisartsenzorg de dupe wordt van het invoeren van regels voor sectoren waar de urgentie daarvoor wél aanwezig is?
De regio’s Amsterdam en Amstelland vormen geen uitzondering op het landelijke beeld van toenemende zorgvraag en afnemende bereidheid onder huisartsen om zich te vestigen als praktijkhouder – een tendens die de continuïteit van zorg ontegenzeggelijk in gevaar brengt. Toenemende administratieve lasten als gevolg van invoering van de Wtza zullen de animo voor praktijkhouderschap alleen maar verder doen afnemen.
Samengevat voorzien wij grote problemen als het gaat om de uitvoerbaarheid van de Wtza. Nut en noodzaak van deze wet is voor huisartsen niet helder. Liever gebruiken wij de tijdsinvestering die deze wet vraagt aan daadwerkelijke patiëntenzorg. Ook voor de toekomst vrezen wij een negatief effect van deze wet met het oog op de continuïteit van goede huisartsenzorg in onze regio.
Wij zien uw reactie graag tegemoet.
Namens de Amsterdamse Huisartsen alliantie, Huisartsen Coöperatie Amstelland en Amstelland Zorg
met vriendelijke groet,
K. Prince, voorzitter AHa
J. de Jong, directeur HCA & Amstelland Zorg
De Amsterdamse Huisartsen alliantie bestaat uit: